

Column #17 The Match Factory Girl
50 jaren in 50 films
De luciferdoosjes kwamen uit Nijmegen
1990 (nr 17)
The Match Factory Girl
Aki Kaurismäki
Laatst zag ik dat in de nieuwe inrichting van café LUX de barkruk weer zijn intrede heeft gedaan. Nu heb ik zelf geen onverdeeld prettige herinneringen aan de barkruk. In vroeger jaren zag ik meestal een mooie vrouw aan de bar. Heel soms ging ik er dan verlegen naast zitten en na minutenlang zwijgen vroeg zij dan om een vuurtje. In mijn fantasie haalde ik dan een grote doos lucifers uit mijn binnenzak. En al associërend kwam ik via de barkruk in 1990 terecht, toen ik het bizarre idee had om voor alle filmtheaters in Nederland lucifersdoosjes aan te schaffen en deze te bestickeren met een postertje van de film The Match Factory Girl.
In het Berlin van 1990, de muur was net gevallen, was de sfeer nog even mistroostig en uitzichtloos als daarvoor. Niet meer dan logisch dat juist in deze stad Aki Kaurismäki met zijn troosteloze films al een cultcineast was. Veel eerder dan bij onze filmhuizen was hij daar in de alternatieve scene een idool. Al het werk van deze Finse regisseur handelt over de uitzichtloze onderklasse, ‘the deplorables’, die hij liefdevol portretteert. De fabrieksarbeider, de werkeloze, de vuilnisman, de vluchteling: allemaal worden ze getoond in hun eenzame bestaan vol mislukkingen en verloren liefdes. De ironie is nooit ver weg.
Dat jaar was hij op de Berlinale met maar liefst twee producties vertegenwoordigd, in het prestigieuze bijprogramma Forum, waarvan de signatuur te vergelijken was met die van het filmfestival in Rotterdam (IFFR). Toeval of niet, ik verbleef dat jaar in hetzelfde goedkope en morsige hotel Bogota waar de Finse filmcrew domicilie had. De ambiance had ook iets weg van een doorsnee Kaurismäki film. Een horde Nederlandse filmcritici verbleef er ook, omdat het zo lekker goedkoop was. Maar van hen had ik nauwelijks last. Ik zag ze haast nooit, het journaille had meer interesse in de goedkope drank en seks in het oosten van de stad, dat voor het eerst vrij eenvoudig te bereiken was. Ik heb overigens nooit meer een festival meegemaakt waar de alcohol zo rijkelijk vloeide. Ik weet nog dat mijn toenmalige lief tijdens het ontbijt parmantig naar een van Kaurismäki’s vaste acteurs, Matti Pellonpää, stapte voor een handtekening. De totaal benevelde acteur keek vreemd op. Hij had zich vast van alles van een vroege ochtend in Berlijn voorgesteld, maar niet het uitdelen van een autogram aan een enthousiaste filmfan. Op de terugvlucht naar Amsterdam zag ik Aki zelf, begeleid door zijn vaste sales agent. Ogenschijnlijk met meer alcohol in zijn lijf dan dat er kerosine in het vliegtuig kon. In die zin is het een godswonder dat hij twee jaar geleden nog op zijn 65ste met zijn meesterlijke Fallen Leaves voor de dag kon komen.
Van de twee Kaurismäki -films in Berlijn maakte The Match Factory Girl, het tragische en nihilistische sprookje van het blonde meisje, vertolkt door Kati Outinen – ook zo’n vaste actrice uit zijn stal – de meeste indruk. De film werd later meer dan terecht beschouwd als een meesterlijke miniatuur. In nauwelijks 75 minuten schildert Kaurismäki de ‘werdegang’ van een jonge arbeidster in een luciferfabriek. Zij lijkt met alle tegenslagen slechts voor het ongeluk geboren, maar wil op het einde toch haar wraak. ‘Rat poison, how does it effect?’ ‘It kills!’ ‘Good!’
De vaste marketeers van the Scandinavian Filmoffice droegen in die jaren bij aan het ontstaan van een cultus rondom de Finse filmmaker. Ze gaven The Match Factory Girl extra aandacht door in groten getale luciferdoosjes uit te delen met een afbeelding van de film erop. Een uniek hebbedingetje voor iedereen. Toen de film later dat jaar in Nederland uitgebracht werd, had ik, overigens niet bijster origineel, het idee om dit te imiteren. Zo schaften wij lucifersdoosjes aan, die wij vervolgens beplakten met een klein stickertje van de film. Dit werd zo’n hit dat filmverhuurder Cinemien, vroeg of we dit ook voor andere filmtheaters wilden doen. En zo ontstond in de kelder van het filmhuis ineens een productie-eenheid van Match Factory-plakkers. We kochten zo’n beetje alle lucifersdoosjes in stad en omgeving op. En wie dat eentonige werk deed? Wij allemaal, enthousiasme was voldoende aanwezig. Waarom? Misschien identificeerden wij ons ook wel met de protagonisten uit het werk van de Finse filmmaker, verschoppelingen die niet serieus genomen werden, filmarbeiders voor de goede zaak.
Juist in deze jaren deed ook de ‘gesubsidieerde arbeidsplaats’ zijn intrede. Via werkervaringsprojecten als de Banenpool-regeling en de Melkert-banen konden we diverse medewerkers voor projectie, kassacoördinatie en administratie aan onze organisatie binden. In 1989 hadden we via deze regeling zelfs al een educatief medeweker in dienst die filmcursussen gaf over de gebroeders Taviani, Ken Loach en later ook over Aki Kaurismäki. De gesubsidieerde banen werden niet alleen onontbeerlijk voor onze organisatie, maar ze legden (een vaak onderbelicht feit) het fundament in Nijmegen voor de algehele culturele vernieuwing en ‘tegenbeweging’ in de jaren 90, waaruit later grote en bloeiende organisaties als Doornroosje en LUX zouden voortgekomen. En, jammer om te constateren, dat lag beslist niet aan een zelfstandig actief cultuurbeleid van de stad. De cultuursubsidies waren en bleven immers mager. De Mariënburg kreeg in die jaren nog geen honderdduizend gulden van de gemeente, aangevuld met een bijdrage van Europa Cinemas, een Europees fonds waar Nijmegen, als eerste buiten de grote vier steden, lid van werd.
Zelf stond ik ook positief tegenover deze werkervaringsmaatregelingen, ik was immers zelf ook zo aan mijn eerste betaalde baan gekomen. Dat hield ik de nieuwe medewerkers die vanuit die regeling bij De Mariënburg in dienst kwamen dan ook steeds voor. Aandacht voor de zwakkeren in samenleving zat trouwens diep in het DNA van ons filmhuis. Misschien kwam dat ook door mijn afkomst uit Heerlen-Noord, inmiddels een van de meest verarmde en uitzichtloze regio’s van ons land. Zo boden we via de reclassering ook tijdelijke arbeidsplaatsen aan voor jong gestraften om hun vervangende dienst te doen. Niet dat het veel opleverde, maar ik volhardde in het standpunt dat een culturele instelling als De Mariënburg niet alleen bestaat voor mooie films en het bedienen van een zo breed mogelijk publiek, maar ook om kansarmen een plek, ja zelfs een ‘safe haven’, te bieden om in de maatschappij te integreren. Misschien waren we hier op momenten iets te naïef. Niet veel later namelijk, na de plaksessies met de luciferdoosjes, waar ook een tweetal van deze jongeren aan bijdroegen, werd er ingebroken in ons gebouw aan op de hoek Mariënburg/Klein Mariënburg (tegenover de huidige LUX) en werd de brandkast gestolen. Je mocht natuurlijk niet direct het verband leggen tussen de inbraak en de aanwezigheid van genoemde jongeren, maar het was allemaal wel erg toevallig… We stonden er allemaal bedremmeld bij in de kelder zonder brandkast. En dachten tegelijk ook weer aan de zwarte humor van Aki Kaurismäki, hij zou het bedacht kunnen hebben. Maar hij zat op dat moment vast weer dronken in een vliegtuig op weg maar een volgend filmfestival.


The Match Factory Girl (1990)
Aki Kaurismäki
Al vier decennia lang is de Finse regisseur Aki Kaurismäki een buitenbeentje in de internationale cinema. Hij is schepper van een uniek, hyperpersoonlijk universum. Hij schrijft, regisseert, produceert en monteert al zijn films zelf. Ze tonen een liefdeloze wereld en gaan over tragische personages die het slachtoffer zijn van een liefdeloos systeem maar nooit opgeven.
The Match Factory Girl vertelt het schrijnende, droefgeestige verhaal van de jonge vrouw Iris die in een luciferfabriek werkt. Zij leidt een monotoon en eenzaam leven en wordt thuis (drankzuchtige ouders) mishandeld en op het werk uitgebuit. Dan neemt haar leven een nieuwe wending als zij verliefd wordt op een jongen, die haar echter al snel weer in de steek laat. Haar wereld stort in elkaar en diep teleurgesteld besluit ze zich op gewelddadige wijze te wreken.
The Match Factory Girl is een treffend voorbeeld van Kaurismäki’s typerende stijl waarin hij op onopgesmukte maar ook droogkomische wijze de positie van de werkende klasse aan de orde stelt.